Natuurfilosofie in de praktijk 111772281833

Natuurfilosofie in de praktijk

Hoe het ten diepste ervaren van de ruigte van de natuur een onmisbare schakel bleek om ook onderdeel van die natuur te kunnen zijn

Cette page n'est pas disponible en français - Vue en Néerlandais:


 

Afgelopen mei ging ik op retraite, en niet zomaar een. Het was een retraite die natuurfilosofie; onze persoonlijke en collectieve verhouding tot natuur, combineerde met het fysiek ervaren van die natuur op een manier die lichte huiver opwekte.

 

We, een clubje van vier naïeve (kom ik later nog op) en verwonderende deelnemers, vertrokken vanuit Lauwersoog onder de bezielende en nuchtere leiding van Jan Oome, een ervaren wadloopgids. Samen met hem zouden we de overtocht van zo’n 17 kilometer naar Schiermonnikoog maken. Het lot wilde dat de weersomstandigheden ruig en zwaar waren; dat het water hoog stond; en dat wij de enige groep waren die de oversteek in de wereld van eb en vloed die dag durfden te maken. Het wilde aspect van die overtocht werd met het uur duidelijker. Bas Nabers, de filosofische gids van het weekend, had ons al voorbereid dat je op het wad anders gaat nadenken over de relatie tussen mens en natuur. En dat klopte.

 

We ontvingen de dag voor de oversteek een filosofische warming-up, een quote die we onderweg op het Wad met de anderen konden delen. De mijne was van Barry Lopez: 'Wilderness is a place that makes you somehow stumble. It removes a step from our stairs.' Toen ik een uurtje onderweg was en me had overgegeven aan het wad en het slib vond ik de term ‘wildernis’ nog een maatje te groot voor wat ik meemaakte. Het leek overzichtelijk, het was onderhoudend, en ik voelde me prima op mijn plek. Het bleek dat ik meer wadmeters nodig had om de quote echt tot me te kunnen nemen.

 

“To know the way, you go the way”, een citaat van de enige echte filosofische teddybeer mij bekend: Winnie the Pooh, bleek veel waarde te hebben. Want de route die we zouden nemen was door het hoge water niet altijd mogelijk, we meanderden, liepen vol vertrouwen achter Jan aan, gleden uit, werden tot onze kruin nat, en ploeterden door. Ik herinner me nog goed het moment van huiver, we waren toch al reeds 5 uur op weg, toen Jan zei: “goh gisteren stond het water op dit tijdstip toch wel een flink stuk lager, en we moeten nog door de geul”. Hij duidde met zijn hand dat het bij hem gisteren tot aan zijn middel kwam. Nu is het wel handig om iets over het postuur van Jan te weten, het is een boomlange vent van ik schat krap 2 meter. De gemiddelde lengte van ons als deelnemers lag op zo’n 1 meter 70. Je snapt dat ik het toen een beetje benauwd kreeg. We hadden nog wel een uurtje te gaan dacht Jan zo. En toen gebeurde het, een vrouwelijke deelneemster gleed uit, ging kopje onder en bleef vastzitten. Jan moest haar met behulp van een stok uit het slib trekken. En dat was een stuk spannender om te aanschouwen dan ik had gedacht. Ze bleef redelijk rustig, was stoer, én het deed ons allemaal een boel. Ineens was die kabbelende zee en dat soms wat gladde slib gevaarlijk. En de sfeer sloeg om.

 

En toen begon het te borrelen in mij. Dit filosofische avontuur moest een reis door onze binnen- én buitenwereld zijn (stond in de brochure). Hier startte het filosofisch onderzoek naar grondhoudingen die onmisbaar zijn voor een herbezinning op mijn persoonlijke verhouding tot de natuur. Ik voelde ‘awe’ ofwel ontzag, ik onderkende plots de grootsheid van de zee en de elementen en het klein zijn van mezelf. De huiver én de verwondering. Ik werd voorzichtiger, meer één met de plek waar ik me in bevond. Ik voelde de bodem beter aan en ondervond de zuigkracht ervan, ervoer de deining van de zee in mijn eigen lijf, en plooide me naar de stroming in het water wat ik even daarvoor nog doorploegde. Ik werd onderdeel. En dat bracht innerlijke rust in het volledig aanwezig zijn.

 

Het bracht ook andere processen op gang. Ik besefte me dat ik als vanzelf in een positie kwam waarin ik de andere deelnemers probeerde op te monteren en meer in verbinding met elkaar te zijn in plaats van ieder apart in zijn eigen strijd. Ik probeerde ons perspectief te verleggen van de zwaarte die de overhand had gekregen, naar de schoonheid van de ervaring in het geheel. Ik bracht lucht door humor in te brengen en onze situatie vanuit het perspectief van bijvoorbeeld een mossel te duiden. Mijn opportunisme kreeg de overhand. En het zette mezelf en de mensen om me heen in beweging. We hadden er weer lol in, konden onszelf aanschouwen en de humor van het tijdelijke afzien inzien. Ik bedacht me dat mijn quote, dat wildernis het vermogen heeft je te laten wankelen, dat wanneer de voorspelbaarheid wegvalt je jezelf tegenkomt, veel in zich had. En dat dat wankelen er bij mij voor zorgde dat ik meer in contact kwam met mezelf en het deel in mij dat wil voortstuwen, er wat van wil maken, en dan het liefst samen.  

 

Deze observatie doet me beseffen dat dit soort ervaringen veel waarde hebben omdat ze je bewust maken van je eigen gedrag. En ik besefte ook dat ze uitzonderlijk zijn. Althans in mijn leven dat doorspekt is met comfort en voorspelbaarheid. Ik merkte een verlangen op om vaker dit soort ‘ongetemde’ ervaringen op te zoeken, in het klein en het groot.

 

In mijn werk als organisatieadviseur en veranderingskundige zijn er genoeg mogelijkheden om tijdelijk ongemak te laten bestaan of zelfs orkestreren, vaak is dat een type ongemak dat vooral hoofdig, inhoudelijk, wordt opgepakt. Terwijl de fysieke component van verduren, grenzen opzoeken en de daarbij horende introspectie ook zoveel toegevoegde waarde heeft. Het helpt om te verwonderen, echt even stil te staan, jezelf en je omgeving opnieuw te ontmoeten. Waarom zouden we niet wat vaker in het ongewisse stappen, de ruigte van de natuur die altijd nabij is, gebruiken om onszelf te leren kennen en onze natuurlijke rol en gedrag te onderzoeken? Mijn voornemen is om dit vaker in leiderschapstrajecten en teamontwikkeling onderdeel te laten zijn. Het hoeft namelijk niet meteen groots en meeslepend te zijn als een 10daagse bergtocht, maar kan ook klein en indringend in de vorm van een wandeling waar je echt de tijd neemt om je omgeving te zien en te onderzoeken hoe die interacteert met jezelf. Het gaat er vooral om dat die binnen- én buitenwereld elkaar mogen ontmoeten en verrijken.

 

De wereld is ons construct – Schopenhauer